donderdag 4 november 2010

Analyse Vitruvius

Het uiterlijk van architecten volgens Vitruvius.

Vitruvius schreef in zijn boek:
'Van de architect verwacht men een kennis die is verrijkt met velerlei vormen van scholing in een groot aantal takken van wetenschap. Architecten die hier niet aan voldoen, mogen zich geen architect noemen.
Architecten die zich zonder studie uit boeken tot geoefende vaklui hadden opgewerkt, slaagden er dan ook niet in een gezag te krijgen zoals overeenkwam met hun inspanningen. Degenen die daarentegen uitsluitend vertrouwden op theoretische redeneringen en studieboeken, hebben mijns inziens niet de realiteit maar haar schaduw nagejaagd. Degenen die zich met beide hebben beziggehouden bereikten hun doel snel en met gezag. Hen kunnen we dan ook beschouwen als echte architecten.
Architecten moeten kunnen schrijven, de tekenstift goed kunnen hanteren, geschoold zijn in de meetkunde, het nodige van geschiedenis weten, aandachtig naar filosofen geluisterd hebben, thuis zijn in de muziek, niet onbekend zijn in de geneeskunst, op de hoogte zijn van jurisprudentie en kennis hebben van astronomie en de bewegingen van de hemellichamen. Maar waarom moet een architect dit alles kunnen, vragen we ons dan af?
Hij moet goed kunnen schrijven om door verhandelingen over zijn werk langer bekend te blijven.
Vervolgens moet hij met de tekenstift kunnen omgaan, om met uitgewerkte schetsen beter te kunnen uitbeelden hoe hij wil dat het werk eruit gaat zien.
Wat meetkunde betreft: die biedt diverse hulpmiddelen voor de bouwkunde. Na de rechte lijnen leert hij de passer te gebruiken; dat vergemakkelijkt in hoge mate het uitzetten van bouwerken op de bouwplaats en het zuiver stellen van rechte hoeken, oppervlakken en rechte lijnen. Verder wordt met optische kennis de lichtval in gebouwen uit de gewenste hemelrichtingen nauwkeurig geregeld. Met behulp van de rekenkunde worden de bouwkosten opgeteld en de verschillende afmetingen becijferd, terwijl lastige problemen die zich voordoen bij de evenwichtige verhoudingen volgens meetkundige principes en methoden worden opgelost.
Van geschiedenis moet hij uiteraard vrij veel weten, omdat bouwmeesters voor hun werk vaak kwistig ornamenten ontwerpen. Als iemant vraagt waarom ze die hebben aangebracht, moeten ze de betekenis kunnen uitleggen.
De filosofie vervolgens maakt de bouwmeester edelmoedig en die zorgt ervoor dat hij niet te arrogant wordt, eerder inschikkelijk, eerlijk, betrouwbaar en, wat het belangrijkst is, niet gierig. Anders verliest hij zijn reputatie. Verder geeft filosofie inzicht in de natuur. Deze discipline moet hij beslist met extra ijver bestuderen, omdat zij vele uiteenlopende natuurwetenschappelijke vraagstukken behandelt, onder andere over waterleidingen.
Kennis van muziek moet hij hebben om de harmonische en mathematische klankleer te beheersen, en bovendien om de snaren van blijden, katapulten en schorpioenen de juiste spanning te kunnen geven. Bijvoorbeeld:
-Je(de architect) hebt een theater ontworpen en gebouwd maar de spreker op het podium is niet goed te verstaan. Dit komt omdat je dus geen of te weinig kennis van muziek hebt. Als je wel kennis van muziek zou hebben, dan had je bronzen platen in nissen onder de zitrijen geplaatst, want die versterken de stem van de spreker, omdat deze aanslaat.
Kennis van de medische wetenschap is vereist in verband met het klimaat en de eigenschappen van de lucht, van gebieden die gezond of juist ziekteverwekkend zijn en van het water. Als men hier namelijk geen rekening mee heeft gehouden, kan er geen gezonde woonplaats worden gebouwd.
Uit de astronomie tenslotte kent hij oost en west, zuid en noord, ook de wetmatigheden van het hemelgewelf , de dag-en-nachtevening, de zonnestilstand, de baan van de sterren. Wanneer iemand hier niets van weet, kan hij van het principe van de uurwerken al helemaal geen verstand hebben.
Omdat dit vak dus zo'n breed terrein bestrijkt en zich onderscheidt door het grote aantal rijk gevarieerde kennisgebieden, denk ik dat iemand zich niet zomaar opeens voor architect kan uitgeven, maar alleen als hij van jongs af langs de trappen van deze studies is opgeklommen, is gevoed door kennis van de meeste takken van wetenschap en kunst, en zo is doorgedrongen tot de hoogste top, de tempel van de architectuur.'


De grondbeginselen van de bouwkunde volgens Vitruvius.

Bouwkunde bestaat uit ordening, schikking, harmonie, evenwichtige verhouding, decor en economie.
Ordening is uitgebalanceerd dimensioneren van de onderdelen van het werk afzondelijk en voor het geheel: de verwerking van de proporties tot evenwichtige verhoudingen. De ordening wordt bepaald door kwantiteit; kwantiteit is het afleiden van vaste modulen uit delen van het werk zelf en de harmonische uitwerking van het totale concept uit de afzonderlijkere elementen van de bouwgeledingen.
Schikking betreft de juiste plaatsing van de delen en de sierlijke aanblik die het bouwwerk ontleent aan de compositie: een kwalitatief begrip. De uitdrukkingsvormen van de schikking zijn: 'ichnographia', 'orthographia' en 'scaenographia'.
-'Ichnographia' (de plattegrondschets) komt tot stand door gebruik te maken van passer en liniaal tezamen op een kleinere schaal. Met behulp daarvan worden later de omtrekken van de bouwdelen op het maaiveld van de bouwplaats uitgezet.
-'Orthographia' (de aanzichttekening) is de afbeelding van de opstand van de voorgevel en een tekening op schaal naar werkelijke afmetingen van het toekomstige bouwwerk.
-'Scaenographia' (de perspectieftekening) tenslotte behelst de schetsen van de voorgevel en de terugwijkende zijgevels en het corresponderen van alle lijnen met het middelpunt van een cirkel. Deze tekeningen zijn het resultaat van denkwerk en creativiteit.
Denkwerk is de geestesarbeid met studie, ijver en onvermoeibaarheid om een gestelde opdracht met voldoening te realiseren.
Creativiteit is het verhelderen van duistere problemen en met flexibele geestkracht oplossingen voor iets nieuws ontdekken. Dit zijn de begripsbepalingen die vallen onder schikking.
Harmonie betreft het elegante uiterlijk, een aanblik die goed geproportioneerd aandoet door de compositie van de geledingen. Dit effect bereikt men wanneer de geledingen van het werk de juiste verhouding tonen van hoogte ten opzichte van de breedte en van breedte ten opzichte van de lengte, kortom als alle delen beantwoorden aan hun eigen plaats in de evenwichtige verhouding.
Evenwichtige verhouding is de passende overeenstemming tussen de geledingen van het bouwwerk zelf en de wisselwerking op grond van een vastgestelde maateenheid tussen de afzonderlijke delen en de aanblik van de totale vorm. Zoals bij het menselijk lichaam in de onderarm, voet, hand, vinger en overige ledematen het eigen karakter van de harmonie berust op symmetria, zo is dat ook het geval bij de uitvoering van bouwwerken.
Allereerst bij gewijde gebouwen, uitgaande van de zuildikte of de triglief of ook van de embater; bij een blijde vanuit het boorgat; bij schepen uit de riemafstand. Op die manier wordt voor alle andere werken uit de geledingen het systeem van evenwichtige verhoudingen gevonden.
Decorum is de onberispelijke aanblik van een gebouw dat met vakkenis is opgebouwd uit delen die aan de eisen voldoen. Decorum wordt bereikt door geldende voorschriften of volgens de traditie of door aanpassing aan de natuur. Door geldende voorschriften bijvoorbeeld wanneer voor Jupiter Fulgur (de bliksemgod), voor de Hemel, de Zon en de Maan gebouwen onder de blote hemel en met een onoverdekte cella worden opgericht. De verschijning en werking van deze goden doet zich immers aan onze ogen voor in het open en helverlichte heelal. Voor Minerva, Mars, en Hercules moeten tempels in Dorische stijl verrijzen, want bij de krijgshaftigheid van deze godheden past het bouwwerken zonder franje te ontwerpen. Ter ere van Venus, Flora, Proserpina en de bronnimfen zullen, naar het schijnt, eerder tempels volgens de Korintische orde de passende kenmerken vertonen. Voor deze godinnen met hun zachte aard zullen relatief slanke bouwwerken, gesierd met bloemen, bladeren en voluten, het bij hen passende decorum nog lijken te verhogen. Als voor Juno, Diana, Liber Pater en de andere goden van gelijke aard Ionische tempels worden opgericht, zal daardoor recht worden gedaan aan hun middenpositie, omdat de eigen kenmerken van deze tempels het juiste midden houden tussen de strenge Dorische orde en de sierlijkheid van de Korintische.
Decorum uit zich volgens de traditie, wanneer gebouwen met een luisterlijke interieur tevens worden voorzien van een sierlijke voorhal die daarbij past. Wanneer het interieur smaakvol is afgewerkt, terwijl de entree bekrompen en onaanzienlijk is, dan ontbreekt het immers aan decorum. Of stel dat in de kroonlijst boven een Dorintische architraaf een tandlijst wordt uitgehakt, of boven zuilen met een kussenkapiteel en een Ionische architraaf trigliefen worden uitgevoerd: dat is het overhevelen van stijlkenmerken uit het ene systeem naar het ander type bouwwerk, hetgeen een afstotende aanblik geeft, omdat men vanouds met andere tradities van stijl vertrouwd is.
Van decorum door aanpassing aan de natuur zal sprake zijn als op de eerste plaats voor alle tempels de gezondste omgeving wordt uitgekozen, en bronnen met zuiver water in die plaatsen waar men heiligdommen wil oprichten, en verder vooral als het gaat om Aesculapius, Salus (de god van de gezondheid) en die goden door wier geneeskracht zeer veel zieken schijnen te genezen. Wanneer zieke lichamen namelijk uit een ongezonde naar een heilzame plek worden overgebracht, en men hun water toedient uit geneeskrachtige bronnen, komen ze sneller op krachten. Zo zal de natuurlijke omgeving ertoe leiden dat de godheid een grotere reputatie krijgt en in aanzien en waardigheid stijgt.
Van decorum door aanpassing van de natuur is ook sprake als slaapkamers en bibliotheken hun licht uit het oosten krijgen, badkamers en wintervertrekken uit het zuidwesten, en zalen voor schilderstukken en ruimten die gelijkmatige verlichting vergen licht uit het noorden, omdat die hemelstreek niet wordt belicht of verduisterd door de zonnebaan, maar de hele dag gelijkmatig en onveranderlijk is.
Economie tenslotte betreft een passende verdeling van bouwmaterialen en bouwgrond, tevens een zuinige en rationele beheersing van de bouwkosten. Deze neemt men in acht door om te beginnen als architect geen materialen te verlangen die niet kunnen worden gevonden of aangeschaft zonder hoge kosten. Natuurlijk is niet op alle plaatsen in voldoende mate zuiver zand te vinden of breuksteen, of sparren of dennen of marmer, aangezien het een hier ontstaat en het ander daar, en het transport moeilijk en kostbaar is. Waar geen zand kan worden gedolven, moet men dus rivierzand of uitgewassen zeezand verwerken. Gebrek aan dennen- of vurenhout omzeilt men door gebruik te maken van cipres, populier, iep of grenen. Andere problemen zullen op vergelijkbare wijze moeten worden geklaard.
Van een ander niveau van economie is sprake als we verschillende typen behuizing bouwen in overeenstemming met de behoefte van de huiseigenaren, het beschikbare budget of de hoge positie van een redenaar. Het lijkt me duidelijk dat woningen in de stad anders moeten worden ingericht dan die waarin de opbrengsten van landbouwgrond binnenstromen. Voor geldschieters bouwen we niet op dezelfde manier; weer heel anders voor rijken met en verfijnde stijl. Voor machtige mannen die met hun beslissingen de staat besturen zullen woningen worden neergezet in overeenstemming met hun behoeften. Kortom, de uitvoering van de bouwerken moet zijn aangepast aan alle klassen van bewoners.


Ligging van forum en tempels volgens Vitruvius

'Na het indelen van de straatjes en het vastleggen van de hoofdwegen moet de keuze worden behandeld van bouwterreinen voor de gewijde bouwwerken, het forum en de overige publieke voorzieningen, met het oog op praktische ligging en algemeen nut voor de burgerij. Liggen de stadsmuren aan zee, dan moet het terrein waar het forum wordt aangelegd vlakbij de haven worden gekozen; als ze in het binnenland liggen, komt het middenin de stad.
Voor de tempels ter ere van die goden onder wier bijzondere bescherming de stad schijnt te staan, Jupiter, Juno en Minerva, dienen bouwplaatsen te worden toegewezen op het hoogste punt, vanwaar men uitzicht heeft over het grootste deel van de stadsmuren. Voor Mercurius natuurlijk op het forum, of ook net als voor Isis en Serapis in het handelskwartier aan de haven. Voor Apollo en Liber Pater naast het theater, voor Hercules in steden waar geen gymnasium of amphitheater is, bij de circus. Voor Mars buiten de stad, bij het oefenveld, evenzo voor Venus in de havenbuurt. Zo is het ook in de rituele leerboeken van Etruskische zieners tot heilig gebruik bestemd: heiligdommen van Venus, Vulcanus en Mars worden buiten de ringmuur gesitueerd om te voorkomen dat binnen de stad jonge mensen of gehuwde vrouwen gewend zouden raken aan de verlokkingen die bij de Venusdienst horen. En door de macht van de vuurgod Vulcanus met plechtigheden en offers buiten de muren te roepen, zou de bebouwde kom gevrijwaard kunnen zijn van de angst voor branden. Wat Mars betreft, door zijn goddelijke macht buiten de stadsmuren te eren zal onder de burgers gewapende tweedracht uitblijven, maar tegen vijanden zal hij de stad verdedigen en haar voor oorlogsgevaar bewaren.
Ook voor Ceres komt de tempel buiten de stad, op een plaats waar niet alle mensen beslist hoeven te komen, tenzij om offers te brengen. Dit domein moet met vrome godsvrucht en onkreukbare levenswandel in ere worden gehouden. Aan alle overige godheden moeten tempelterreinen worden toebedeeld, passend bij de wijze waarop aan hen geofferd wordt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten